september 2016
ben je een dichter of een snoeier
in de kale kruin
een leeggevlogen nest
op takken vol met knoesten
ben je een dichter
vroeg ik me af of een
snoeier in de herfst
een sprokkelaarster of
la loba met een vetgemeste
pompoen voor de winteravond
toen klein jantje in de sparren
zong wist ik wat zij wilde worden
alberta
juli 2015
Aan de A 17
Zij weet nog van de bel,
de tuin, de grote kersen-
boom met touw waaraan je ...
trok wanneer je er langs
liep.
De kippenschuur met grote
rennen, groezelig van zwarte
aarde vol met kuilen, aan
het woonhuis stond een stal
met kalveren en koeien,dat
werd de werkruimte in zomer-
tijd met koeien in de wei.
Vaak braken de kippen uit en
ging ze eieren rapen. Ze kende
elk sfeertje rond het hof. En
op een dag zag ze tranen uit
die mooie donkere ogen van de
koe en die vergeet ze niet.
4 juli 2015
april 2015
bomen gaan mooier dood
geheel argeloos groeit hij door
tussen takken klimop en afgevallen
bladlicht op de rotte grond
verspreid liggen ze om hem heen
verbrokkelde ledematen van gister
en vandaag asgrauw langs de weg
onder hoge bomen die lichte tranen
miezerig omlaag laten rollen zodat
je ze nauwelijks kan zien vallen
27 november 2014
oktober 2014
oktober
ik laat me graag door haar
en met haar overtuigen dat
ze altijd bij mij blijft ook al
verdwijnt ze voor mijn ogen
gaat ze op in okerrood gerande
handen groengetande nerven naar
het lichteroker van haar contrast-
vermogens gericht op leven en dood
van blad en bomen in oktober
albertaans
april 2014
poëzie verstaan
hier neem ik het van je over
werkelijk lezen is een worden
beroof haar niet tot aan de dood
om triomfantelijkheden
van een laatste woord een analyse
in zogenaamd begrijpen
achter de toegangspoort naar het doolhof
van haar rozen bloeit zij in rozentijd
31 oktober 2013
december 2013
aan tafel
wat je eet
is altijd iets
dat kort daarvoor
nog leefde
en er was vis en brood
ik was een kind
en wist niets beters
30 juni 2013
september 2013
voor als een platworm zich verveelt
hoe lang duurt eeuwigheid
vroeg de koningin aan de
tuinmeid
in een sprookje hier vijf
handen vandaan vindt
zij het antwoord
er is een diamanten berg
en eens in de honderd jaar
komt daar een vogeltje
en slijpt zijn snaveltje
beschaafd als vogeltjes
zijn vegen ze altijd hun bek af
wanneer die berg is versleten
is er een seconde van de eeuwigheid af
juni 2013
mijn tuin
zo als kopland zegt
over de dingen die hij
schrijft voordat hij alleen
is wil ik ook vertellen
van mijn tuin
de tafel van grof hout
die uit het paradijs stamt
is zomer als ik ’s morgens
kan ontbijten in de tuin
en avond in de schemer
met een glaasje wijn
de kamperfoelie ruiken
het zachtjes schuifelen van
missie orpington op stok
dan eindelijk en opgelucht
de egel horen snufffelen
april 2013
bewijs
tegenover jou
aan tafel zo gewoon
als tanden poetsen
gapen voor de vermoeidheid
overvalt en ik nog net
jouw hand zie liggen
voor mijn ogen dichtgaan
zo benaderbaar en ook
weer niet degene die je
zo aanbidt maar nooit bezit
februari 2013
vervolg nodig
met gewone inkt
schrijven of op grijs
papier maar schrijf het op
de smaad achter de
ogen hoelang hoeveel
ze spreken niet
deze getuigen kijken
weg een richting uit
waar jij en ik niet kunnen gaan
nooit zullen zij meer
worden wie ze waren
toen de moeders
bogen over hen
november 2012
De kleur wit
in het gedicht
staart het dichtertje
van inkt je aan
of het gevaarte
jessye norman
wat een vrouw
als vlammen slaan
ze met het vuur
een eigen stem
zij hebben hem al
de laveloze landloopster
de zwerfster
de zangeres
als vlammen staan ze op het podium
wat mag jou bezielen dichtertje
juni 2012
zonnige kennis
neem het vrouwelijk
lichaam en lees het
als een gelaagde tekst
zoals een strandpaal
aan zee waarin betekenis
en eigenschappen van
wind water zand en zout
diep zijn ingesleten als
geleiders en verbinders
februari 2011
hofvisch
we wisten alles
van het lopen op het water
het vissen van de pieterman
met blote handen
de zandbank tussen eb en vloed
wat we vergeten moesten
waren de tienden
voor de heerlijkheid
die onze genen schonden
'Een zekere Walengier, zoon van Dodo 1, zou in 977 wat hutten hebben neergezet voor gezinnen die zich met de visvangst moesten bezighouden, onder uitdrukkelijk beding dat zij elke tiende vis aan de Abdij in Egmond zouden afstaan. Later werd dat tien procent van de vangst en een deel voor de reder en vernieuwing van de schepen. De eeuwen door was het vissen dus een armzalig bestaan'.
Bron: Derper –Hoever-Binder
Van Kathinka Lannoy
januari 2010
Ik zag je staan
Ik zag je staan, heel in de verte
Een schemerige avond, vaag
Zo spiegelde jij, mij als een herte
Tegen de ondergaande zon, traag.
Een schemerige avond, vaag
Waarin contouren reeds vervagen
Tegen de ondergaande zon, traag,
Waar nieuwe horizonten dagen.
januari 2009
Af en toe ga ik spelevaren met een mooie versregel of een zin die ik tegenkom. Eens heb ik een bundeltje 'De Bosheks' onder mijn dak gehaald van Alfred Kossmann. Zijn vers heeft mij in grote mate geïnspireerd tot het mazen van nieuwe tekst erdoor.'
de netel en de elf
dit zei de netel tot de min
bevrediging bepaal ik zelf
mijn elf wanneer het bloeitijd
is zal ik uit haar gaan groeien
nee niet uit nood of om mijn
nageslacht te laten spelen
lokt mij dit aangenaam seizoen
dit spel van bloem tot bloem
ik vond mij toen een warme
plek vlak bij de zwoele sloot
waar jij stil zat op ene been
een netelroos op groene steen
maar groene schijn mijn min stelt
steeds teleur wanneer je streelt
tegen de haren in vergaat de zin
mei 2008
Appelbloesem-blues
Ze zoekt haar eigen appelbloesem
wil ook haar aardbei weer terug
ze wil geen witte brood meer eten
van wollen dekens niets meer weten,
ze zoekt naar rode zoete aardbei
haar eigen appelbloesemboom
ze zoekt haar hutje met drie hoeken
en ze bakt daar bruine stoeten,
ze wil een saunasteen als bed
stromend water aan haar voeten
ze bakt haar eigen bruine stoeten.
20 mei 2008
maart 2007
de merel
de merel fluit als eerste
tussen het gevlochten licht
van de gewiegde takken
de merel fluit als eerste
in het nog donkere bos
klinkt een antwoord
de merel fluit als eerste
roept de houtduif
de merel fluit als eerste
tussen het gevlochten licht
oktober 2006
DE SCHOFFELAAR
De schoffelaar in rust
de voren diep in het gelaat
geploegd met weer en wind
vult met ’t volle winterkleed
traag donkere kerven op
in het gegroefd gesteente
het voorjaar smelten laat
De grond dat keert
in wisseling met weer en wind
schrift teken uit het oosten
dat hem zijn rug liet krommen
zijn klompen in de klei laat staan
daar blijft hij uit bestaan
de schoffelaar uit steen gehouwen
mei 2005
De Moerbeiboom
In de luwte van je blad
kon ik gaan liggen,
luist'ren naar het licht
geritsel van je vruchten.
Kijken naar je strepen paars
tot het wit boven je kromme kruin.
Zonder dat wij elkaar verveelden
fluisterden wij tot diep in de nacht.
Als ik nu huilend wakker word
keer jij je van me af en vlucht
een vlucht in duisternis